ZEN IN HET ALLEDAAGSE LEVEN
Zen-brief 2 - november 2018
“Just sitting”
In
het
gedicht
“Song
of
the
Grashut
Hermitage”
van
meester
Shitou
(700-790),
dat
wij
gedurende
een
jaar
lang
bespreken
in
Zendo
Sengtsjan,
begint
het
vijfde
van
de
zeven
coupletten
met
de
woorden:
“Just
sitting”
.
Waarom
is
het
“alleen
maar
zitten”
in
de
beoefening
van
zazen
geworden
tot
de
kernbeoefening
van
zen.
Een
poging
om
omcirkelend te duiden.
Wie
stil
gaat
zitten
–
langdurig
–
zal
gaan
ervaren
dat
hij
of
zij
de
vólgende
gedachte
niet
maken
kan
op
eigen
initiatief.
Er
is
een
gedachtestroom
die
vloeit,
en
waar
ik
noch
vanuit
mijn
alledaagse
bewustzijn,
noch
vanuit
mijn
onbewuste,
noch
vanuit
mijn
onderbewuste
een
rem,
een
verhulling
of
een
vermomming
aan
verlenen
kan.
Gedachten
komen
zomaar
op
als
wat
ze
precies
zijn
in
alles
wat
ik
eenvoudig
laat,
in
alles
wat
ik
door
volkomen
stil
te
zitten
laat
gebeuren,
in
alles
wat
ik
laat
gebeuren
zonder
mijn
eigen
initiatief
in
het
spel
te
brengen.
Ik
laat
alles,
en
merk
dan
juist
in
grote
helderheid
en
puurheid
dat
al
wat
ik
stilletjes
zittend
ben,
gewoon
gebeurt.
Ik
gebeur…,
de
gedachten
die ik ben… gebeuren zómaar.
En
nog
meer:
ook
mijn
zitten,
de
coördinatie
van
mijn
lichaam,
gebeurt
zomaar…,
zoals
alles
om
mij
heen,
zoals
de
hele
wereld
om
mij
heen.
Ik
zit,
ik
denk.
Maar
tegelijkertijd
komt
de
ervaring
op
dat
HÉT
zit,
dat
DÁT
wat
mij
er
zomaar
laat
zijn,
zomaar
gedachten
laat
opkomen
in
wat
ik
“mijn
ik”
noem.
En
dat
het
zitten
zich
zomaar
realiseert
tot
wat
“ik”
“mijn
zitten”
noem.
De
oorzaak
van
hoe
uit
vlees,
bloed
en
witte
(hersen)massa,
uit
de
kosmos,
uit
het
AL,
zich
zomaar
hier
en
nu
precies
déze
gedachten
zich
realiseren,
die
oorzaak
ken
ik
niet.
Zenmeesters
noemen
dat
non-causaal
:
alles
is
zonder
kenbare
oorzaak.
Geen
enkele
gedachte
kan
ik
vasthouden
of
sturen,
geen
enkele
gedachte
is
blijvend,
en
men
noemt
dat
non-substantieel
.
Niets
is
blijvend,
elke
gedachte
gaat
op
in
een
volgende
nieuwe
gedachte
die
ook
zomaar
opkomt,
die
zich
zomaar
voordoet.
Waarvandaan
die
gedachten
komen
weet
ik
evenmin.
Men
noemt
dat
non-duaal
:
er
is
één
ongedeelde
werkelijkheid
waarvan
ik
mij
niet
kan
afscheiden,
een
werkelijkheid
waarmee
ik
onherroepelijk
één
ben,
die
mij
er
zomaar
laat
zijn
zoals
ik
er
ben.
Alles
is
non-duaal
,
niet-twee:
alles
is
één,
alles
is
het
Éne.
Ik
ben
dat
Éne…
zoals
dat
zich
hier-en-
nu toont in wat ik ben, waarneem en gewaarwordt.
Gedachten
zijn
vormen
die
verschijnen
in
de
lege
ontvankelijkheid
die
ik
blijk
te
zijn,
vormen
in
leegte.
Maar
ook
mijn
zitten
is
zo’n
verschijnende
vorm.
De
miljarden
cellen
van
hoofd
en
lichaam
die
déze
vorm
aannemen
voorafgaande
aan
elk
initiatief
dat
ikzelf
nemen
kan,
realiseren
zich
zomaar
tot
wat
hier
zit
en
wat
ik
mijn
“ik”
noem.
Vormen
in
leegte,
vormen
die
niet
blijvend
zijn
maar
steeds
opgaan
in
nieuw
opkomende
vormen:
daarom
noemt
zen
alle
vormen
leeg.
Alles
wat
er
is,
is
leeg
van
zichzelf
–
voortdurend
overgaande in nieuwe vormen, vervloeiend overgaande in wat nieuw komt.
“Just
sitting”
,
“alleen
maar
zitten”,
zegt
het
gedicht
van
meester
Shitou.
Wie
tot
schouwen,
tot
(los-)
latend
zien
komt,
kan
dit
diepe
niveau
van
inzicht
in
het
ervaren,
rustig
laten
gebeuren,
zichzelf
rustig
laten
gebeuren.
Wetend
dat
ik
er
zomaar
ben,
precies
in
deze
situatie
van
mijn
bestaan.
Als
het
laten
opklinken
van
het
lied
in
lichaam
en
geest
vanuit
een
melodie
die
ik
niet
ken
en
niet
maak.
Als
het
ervaren
van
de
vormen
die
ik
ben,
en
die
zich
almaar
voordoen
uit
een
oorsprong
die
ik
niet
ken,
vormen
uit
het
NIETS.
Als
een
dans
die
zich
realiseert
in
de
miljarden
cellen
van
mijn
geest
en
lichaam
en
in
alles
om
mij
heen,
een
dans
die
zich
realiseert
tot
wat
ik
ben
in
de
universele
dans
die
wij
de
kosmos
of
het
AL
noemen.
Zen
kent
vele
metaforen
die
elkaar
aanvullen
om
te
duiden
wat niemand begrijpt, te duiden op wat niemand in woorden uitdrukken kan.
“Just
sitting…
all
things
are
at
rest”
,
zegt
het
gedicht.
“Alles
is
in
ruste.”
Mijzelf
rustig
kunnen
zien
als
dit
mens-zijn
dat
zich
voordoet
in
de
leegte,
in
het
NIETS.
Dat
mens-zijn
kan
ik
vieren.
Vieren,
in
minstens
twee
betekenissen.
Ten
eerste:
danken
dát
ik
er
zomaar
ben,
uit
het
NIETS.
Wonderlijk
verschijnend
om
niet,
precíes
zó.
Ten
tweede:
vieren
ook
in
een
andere
betekenis.
Alsof
ik
een
touw
met
beide
handen
stevig
vasthoud,
waarbij
iemand
mij
toeroepen
kan:
“
laat
het
touw
maar
vieren,
laat
dat
gespannen
touw
maar
los!”
Vier
ik
zo
het
touw,
vier
ik
de
spanning
die
in
het
vasthouden
van
het
touw
heel
mijn
geest
en
lichaam
beheerst,
dan
mag
er
ook
de
ont-spanning
van
dit
vieren
komen.
Dan
mag
de
rust
van
het
(los-)
laten
komen,
van
het
(los-)
laten
wat
ik
zelf
ben.
En
zo
kan
ik
mijzelf
als
mens
–
die
er
zomaar
is
uit
het
NIETS
–
vieren,
danken
dat
ik
er
zomaar
precies
zó
ben.
Vrij
in
het
los-
laten
opdat
ik
optimaal
mijzelf
ontvangen
kan
uit
het
NIETS,
uit
het
ongekend
vrije
en
uit
het
onbepaald
vrije,
vrij.
Uit
een
vrijheid
die
ik
niet
kan
doorgronden
doet
zich
de
ervaring
voor
die
ik
ben,
doet
zich
voor
wat
ik
ook
maar
ben,
waarneem
of
gewaarwordt.
Zonder
dat
ik
kan
beheersen
wat
uit
zichzelf
vrij
blijft
(!)
in
wat
ik
als
mens
zomaar
bèn.
Een
bevrijdend
inzicht,
een
bevrijdende
ervaring
die
zen
mij
leert.
Zitten
we
in
ruste,
alles
ís
er
al…
“Just
sitting”
is
genoeg.
Zetten
wij
in
het
kinhin
,
in
het
meditatieve
lopen,
dit
mediteren
voort:
“just
walking”
als
een
volgend
dans-stapje
dat
gebeuren
mag
in
het
NIETS.
Léven
wij
het
hele
leven
als
een
dans
die
ons
omvat,
als
de
dans die alles omvat, als de dans die wijzelf zijn,
“just moving”
, vrij.
Kees van den Muijsenberg