Zend o Sengtsjan
ZEN IN HET ALLEDAAGSE LEVEN
Zen-brief 10 - maart 2020
Aan verwondering… nooit voorbij…
In
een
kalenderboekje
waarvan
ik
in
dit
jaar
elke
dag
een
pagina
omsla
stond
op
de
dag
van
de
laatste
bestraling
van
de
oorsprongstumor
de
uitspraak
van
Gilbert
Keith
Chesterton
(1874-1936):
‘Aan
wonderen
is
nooit
gebrek
in
deze
wereld,
wel
aan
het
vermogen
zich
te
verwonderen.’
(Vertaling
is
van
mij).
Een
prachtige
uitspraak
die
oppervlakkig
lijkt,
maar
voor
wie
de
zen-weg
gaat
niet.
Wat
is
eigenlijk
verwondering
en
waarom
is
het
zo
rijk
in
verwondering te staan?
Verschillende
neuro-wetenschappers
hebben
de
laatste
jaren
boeken
geschreven
voor
groot
publiek
waarin
ze
vertellen
over
bewustzijn.
Hoe
ontstaat
bewustzijn
en
hoe
werkt
het?
Wat
mij
opvalt
is
dat
zij
aanvankelijk
radicaal
te
werk
gaan
en
eerlijk
zeggen
dat
hetgeen
ze
kunnen
meten
nog
niets
zegt
over
het
mysterie
van
het
ontstaan
van
bewustzijn.
Integendeel:
naarmate
ze
vertellen
blijkt
het
niet-weten
ook
voor
hen
als
geleerden
nog
steeds
alles
overweldigend.
Hoe
ontstaat
bewustzijn
en
waar
komt
het
vandaan?
Dat
weten
we
tot
op
heden
niet.
Bijna
allen
die
ik
er
op
na
heb
gelezen
grijpen
zich
jammer
genoeg
uiteindelijk
toch
weer
vast
aan
een
stellingname
(in
varianten)
dat
de
mens
kan
bepalen
wat
er
gebeurt,
dat
hij
daarop
een
beslissende
invloed
heeft,
als
het
uitzonderlijke
zoogdier
dat
bewustzijn
in
zich
draagt
als
geen
enkele
ander
dier.
De
geleerden
hebben
dan
meestal
al
weer
vergeten
wat
ze
200
bladzijden
eerder
zeiden:
dat
heel
ons
mens-zijn
gedragen
wordt
door
bewustzijn…
waar
we
niets(!)
van
weten
en
dat zomaar(!) verschijnt…
Wel
valt
het
mij
op
dat
in
vergelijking
met
het
denkklimaat
van
mijn
studietijd
moderne
neuro-wetenschappers
het
bewustzijn
in
toenemende
mate
zien
als
een
lichaamsfunctie.
Voor
hen
wordt
nu
steeds
meer
duidelijk
dat
lichaam
en
geest
één
geheel
vormen
met
elkaar.
En
in
toenemende
mate
verklaren
ze
ook
dat
lichaam
en
geest
een
eenheid
vormen
met
hun
omgeving.
Ik
herinner
mij
dat
dit
vroeger
wel
anders
was:
filosofie
en
theologie
waren
voor
elke
student
een
‘
must’
.
De
vraag
naar
de
ervaring
lag
op
de
achtergrond
en
werd
eigenlijk
nooit
gesteld.
De
nadruk
lag
op
het
ontwikkelen
van
rationaliteit
en
op
het
ontwikkelen
van
het
vermogen
om
helder
te
leren
denken,
spreken
en
schrijven,
taalvaardig
te
worden.
Met
onbewust
de
taal
als
ultiem
middel
om
greep
te
krijgen
op
de
werkelijkheid.
Merkwaardig,
omdat
filosofie
en
theologie
er
nu
juist
een
gooi
naar
doen
naar
het
onuitsprekelijke
te
verwijzen.
Het
onuitsprekelijke,
datgene
waarvoor
we
nu
juist
géén
woorden
hebben,
werd
overwoekerd
door
rationeel
weten,
en
van
daaruit
overwoekerd
door
rationeel
spreken.
En
niet
zelden
kreeg
(en
krijg)
je
de
indruk
dat
filosofen
en
theologen
in
(schijn?)
zekerheden
spreken
-
zelfs
over
het
ongekende
en
onuitsprekelijke.
Het
dispuut
vierde
hoogtij,
de discussie, de woordenstrijd.
Hoe
anders
is
het
voor
wie
de
eerste
stappen
zet
op
de
zen-weg.
Mij
verging
het
zo
dat
de
eerste
zen-meesters
die
ik
leerde
kennen
de
(denkende
en
sprekende)
discussie
resoluut
weigerden:
ga
maar
zitten
en
ervaar
maar
op
het
kussentje
wie
en
wat
je
bent.
Daar
draait
het
om.
Dat
is
de
weg
naar
dieper
verstaan,
naar
inzicht:
laat
al
die
woorden
die
je
geleerd
hebt
maar
weg!
Ga
de
stilte
in.
Om
te
ervaren
dat
heel
jouw
leven
zomaar
gebeurt,
ook
de
gedachtestroom
die
je
niet
stil
kunt
zetten…
zoals
je
ook
je
lichaam
niet
stil
kunt
zetten…
en
zoals
je
ook
je
omgeving
niet
stil
kunt
zetten…
Nog
meer:
niets
van
dat
alles
bepaal
jijzelf:
jouw
bestaan
doet
zich
simpelweg
voor.
Ervaar
dat
maar…
Wat
is
er
maakbaar
aan
de
gedachten
die
precies
zó
zomaar
in
je
opkomen…?
Hoezo
heb
je
de
ontwikkeling
en
de
werking
van
je
eigen
lichaam
in
de
greep…?
En
wat
wordt
er
in
jouw
omgeving,
in
de
kosmos,
door jou - door mensen - bepaald…?
Zen
beoefenen
is
bodemloos
(er
is
geen
bodem)
ontdekken
dat
we
vooraf
en
voorbij
de
woorden
ervaren
dát
we
er
zijn,
dát
alles
er
zomaar
is…
Ook
ons
bewustzijn
en
ons
lichaam,
zeg
maar
het
geestlichaam
dat
we
zelf
zijn…
nooit
gescheiden
van
onze
omgeving.
Nooit
gescheiden
van
de
lucht
die
we
inademen,
van
de
aarde
die
ons
draagt,
van
het
licht
van
de
zon…
Hoe
zou
je
jezelf
daarvan
kunnen
(af)scheiden?
Er
is
géén
twee
–
alles
is
EEN.
Op
onuitsprekelijke
wijze,
vooraf
aan
alles
wat
wij
in
woorden
en
(bedachte)
structuren
(achteraf)
kunnen
vangen
en
bepalen,
ervaren
we
dat
we
er
precies
zó
zijn.
In
het
niet-doen
en
in
het
niet-weten
ervaren
we
ten
diepste
wat
we
als
mensen
eigenlijk
zijn,
voortdurend
in
een
alomvattende
verandering
die
wij
niet
beheersen
door
te
doen
of
te
weten...
Die
ervaring
geeft
een
inzicht
dat
verder
rijkt
dan
een
rationeel
weten.
Die
invalshoek
van
het
oh
zo
wijze
niet-doen
en
niet-weten
leert
ons
hoe
beperkt
ons
doen
en
ons
weten
zijn…
In
onze
tijd
van
klimaatverandering
hoor
je
velen
zich
vertwijfeld
afvragen:
“Wat
hebben we als mensheid toch gedaan…?”
Zen
heeft
te
maken
met
laten
gebeuren.
Met
mijzelf
laten
gebeuren…
Alles
wat
ik
maar
kan
ervaren…
eenvoudig
laten
gebeuren.
Met
de
ervaring-die-ik-ben
laten
gebeuren
in
het
éne
alomvattende
gebeuren
dat
er
maar
is,
in
het
ENE…
Wanneer
ik
mijn
denken
-
dat
voortdurend
structuur
aanbrengt
-
los-laat
verlies
ik
niets:
alles
is
er
dan
nog…
Wie
in
zen
leert
om
de
ervaring
die
hijzelf
is
los
te
laten,
verliest
zichzelf
niet
maar
kan
mogelijk
uitkomen
bij
een
meer
oorspronkelijk
ervaren
voorbij
de
woorden
en
voorbij
de
(bedachte)
zekerheden
van
weleer.
Niet-
doen
is
niet
niets-doen:
ook
mijn
dagelijkse
doen
wordt
gedragen
door
bewustzijn
dat
er
zomaar
is…
in
het
morgenuur
en
de
hele
dag door.
Verwondering
kan
mij
overvallen
bij
het
zien
van
bijvoorbeeld
dieren
die
op
bepaalde
vlakken
vermogens
hebben
die
de
vermogens
van
mensen
verre
overtreffen.
Verwondering
kan
er
zijn
als
ik
zie
wat
er
zomaar
gebeurt
zonder
dat
dat
door
mensen
wordt
gemaakt
of
bepaald
of
bedacht.
Verwondering
veronderstelt
dat
ik
de
dingen
er
kan
laten
zijn
zoals
ze
meest
oorspronkelijk
er
zomaar
precies
zó
zijn.
Verwondering
veronderstelt
dat
ik
even
niet-doe,
even
verstom,
even
er
niets
bij
kan
of
wil
bedenken…
maar
het
er-zomaar-
zó
-zijn
geniet.
Als
een
wonder
dat
zich
onophoudelijk
voordoet…
van
ogenblik
tot
ogenblik.
Wiens
bewustzijn
overwoekerd
is
door
denken
en
maken,
kan
vaak
het
passivum,
dit
niet-doen
en
dit
niet-weten,
niet
meer
vinden.
Als
de
westerse
mens
natuur
ziet,
denkt
hij
onmiddellijk
door
aan
wat
hij
er
allemaal
wel
niet
mee
zou
kunnen
gaan
doen.
Wij
beheersen
graag,
wij
overheersen
vanzelf
en
nemen
alles
om
ons
heen
en
onszelf
onmiddellijk
in
gebruik.
Om
bijvoorbeeld
in
tijden
van
de
klimaatverandering
te
ontdekken
dat
dit
gebruiken
ook
het
misbruiken
met
zich
meebrengt:
datgene
wat
verschijnt,
maak
ik
in
zijn
uniciteit
en
ontwikkeling
stuk
door
het
in
een
door
mij
bedachte
“bruikbare”
structuur
te
vangen.
In
Nederland
is
dat
nog
welhaast
de
enige
manier
van
omgaan
met
de
natuur:
kijken
wat
wij
er
mee
gaan
doen…
Zo
sprak
een
natuurbeschermer
er
onlangs
over
dat
de
enige
natuur
die
Nederland
nog
kent
een
‘bloempotcultuur’
is:
wij
bepalen
de
waterstand,
de
hoeveelheid
gif,
de
aarde
die
er
in
zit,
de
soorten die er nog mogen zijn…
Verwondering
is
‘er
laten
zijn’.
Verwondering
veronderstelt
een
inzicht
dat
zoveel
verder
reikt
als
het
zo
beperkte
rationele
weten.
Even
stil
staan
in
het
verschijnen
dat
je
zelf
bént…
inclusief
het
zomaar
verschijnende
bewustzijn
dat
je
zelf
bént…
Even
stil
staan
in
DIT
ene
ogenblik
van
het
éne
verschijnen
van
al
wat
is
-
in
mij,
om
mij
heen,
en
in
de
hele
kosmos.
Ten
diepste
stil
staan
in
en
bij
wat
verschijnt
als
wat
ikzelf
bèn.
Even
stil
staan
in
het
verschijnen
van
het
ENE
zoals
zich
dat toont HIER en NU, in dit éne ogenblik.
Wonderen
zijn
er
dan
alom:
niets
ontsnapt
eraan
er
zomaar
te
zijn
en
zomaar
te
worden
waargenomen
dankzij
het
bewustzijn
dat
zich
in
ons
voordoet,
vooraf
aan
elk
denken
en
vooraf
aan
elke
(bedachte)
oorzaak
of
structuur
van
afkomst.
Vooraf
aan
elk
waarom?
of
waartoe?
Wonderen
zijn
er
almaar
in
mij
en
om
mij
heen:
daar
is
geen
gebrek
aan
in
deze
wereld.
Of
ik
mij
nog
verwonderen
kan…
dat
is
de
vraag.
Wellicht
de
belangrijkste
vraag
wil
ik
nog
de
ervaring
kunnen
opdoen
om
in
dankbaarheid
te
kunnen
leven.
Dankbaar
dat
ik
er
zomaar
precies
zó
ben.
Dankbaar
dat
alles
er
meest
oorspronkelijk
zomaar
is,
dat
ik
als
mens
slechts
ontvangend
ben.
Verwondering
maakt
mij
dankbaar
nog
voordat
ik
of
een
ander
er
iets
van
gaat
máken…
Verwondering
leert
mij
hetgeen
er
ís - er zomaar zó te
laten
zijn…
De
schoonheid
van
het
in
verwondering
staan,
sprakeloos,
elke
dag
weer,
wens
ik
iedereen
toe.
De
verwondering
dat
aan
ons
als
medemensen
het
leven
zomaar
gegeven
is…
De
verwondering
als
hét
ogenblik
–
steeds
weer
nieuw
–
waaraan
dankbaarheid
ontspringt.
En
ook
de
stilte,
de
vrede
en
de
rust
die
dat
inzicht
en
die
ervaring geven.
Ga…
aan
verwondering…
nooit
voorbij…
Er
is
niets
mooiers
en
er
is
niets
anders
als
wat
zich
in
dit
ene
ogenblik
toont
als
het
ENE
dat
er
is…
DIT
is
HET.
Ga…
aan
verwondering… nooit voorbij…
Kees van den Muijsenberg.