ZEN IN HET ALLEDAAGSE LEVEN
Zen-brief 5 - mei 2019
Zeven karakters van de DAO, zeven gidsen op DE WEG.
De
meesten
van
ons
zijn
de
Chinese
taal
niet
eigen.
We
lezen
vertalingen
van
Chinese
karakters.
Die
karakters
geven
oorspronkelijk
meestal
een
breder
betekenisveld
weer
dat
bij
de
interpretatie
en
vertaling
ruimte
geeft
voor
de
keuze
van
bepaalde
accenten.
Dat
merk
je
al
snel
als
je
verschillende
vertalingen
van
onderscheiden
geleerden
naast
elkaar
leest.
Chinese
karakters
veranderen
van
betekenis
bij
een
hoge
of
lage
uitspraak,
of
naar
gelang
de
context
waarin
ze
staan.
Leest
men
bijvoorbeeld
de
Chuang
Tzu
(‘Dwangtse’)
met
in
gedachten
het
Daoïsme
áls
voorloper
van
ZEN,
dan
zal
de
auteur
de
Chinese
karakters
vertalen
met
gebruikmaking
van
die
ruimte
en
daaruit
juist
het
specifieke
accent laten opkomen dat het karakter later in ZEN heeft gekregen.
Bij
het
lezen
van
Chuang
Tzu
in
een
vertaling
die
terugkijkt
vanuit
de
zen-traditie
merk
ik
dat
bepaalde
karakters
in
mij
blijven
hangen,
bij
elkaar
lijken
te
passen,
elkaar
prachtig
aanvullen.
Ze
zijn
voor
mij
in
alle
eenvoud
als
gidsen
geworden.
In
de
loop
van
de
tijd
blijven
er
zeven
over
die
er
uit
springen,
die
voor
mij
een
prachtige
reeks
zijn
gaan
vormen
die
bijna
dagelijks
passeert.
Ik
noem
ze
hier
zoals
de
sinoloog
René
Ransdorp
ze
in
transcriptie
weergaf
en
vertaalde.
Ik
zet
ze
in
de
volgorde
die
ze
uit
zichzelf
in
mijn
beleving
zijn
gaan
aannemen.
Vervolgens
zeg
ik
er
iets
over
dat
in
mij
opkomt
en
formuleer
een
vraag,
zeg
maar
een
koan.
In
de
hoop
dat
de
lezer
die
de
ZEN-weg
gaat
er
ook iets aan heeft.
Het
eerste
karakter
is
DAO
(weg).
Volgens
Chunag
Tzu
zit
iemand
die
iets
over
de
DAO
zegt
er
altijd
naast.
De
DAO
is
datgene
dat
doet
in
alles
en
zich
bemoeit
met
niets.
Het
is
het
onbepaalde
waarin
al
wat
is
vorm
krijgt.
Het
is
de
LEEGTE,
het
NIETS,
het
onbenoembare,
het
ENE
dat
alles
in
zich
draagt.
Het
ontvouwt
zich
als
de
alomvattende
werkelijkheid
die
ik
ben,
waarneem
en
gewaarword,
het
ontvouwt
zich
als
de
ervaring
die
ik
ben.
Zo
wordt
de
DAO
ook
wel
DE
WEG
genoemd.
De
DAO
is
DE
WEG
die
alle
dingen
gaan.
Ook
DE
WEG
die
de
mens
gaat.
Een
koan
vraag
zou
kunnen
zijn:
‘Waar
begon
DE
WEG?’
Zoals
bij
elke
koan,
kan
ik
het
antwoord
niet
bedenken,
maar
wel
zelf
zijn.
Je
kunt
er
iets
van
laten
zien
of
horen.
Een
variant
die
eindeloos
in
ZEN
opklinkt
is
‘Waar
kom
je
vandaan?’
Het
tweede
karakter
is
DE
(deugd,
kracht).
Bij
deugd
denken
wij
westerlingen
onmiddellijk
aan
een
ethisch
verantwoorde
houding
die
ik
op
eigen
initiatief
kan
aannemen.
Maar
waar
begint
mijn
eigen
initiatief
–
bestaat
dat
wel
zoals
wij
het
bedenken?
Is
overgave
niet
vaak
een
mooier
woord.
Overgave
aan
de
kracht
die
er
zomaar
is
en
aan
de
kracht
die
alles
om
mij
heen
en
mijzelf
zomaar
laat
verschijnen,
vóóraf
aan
goed
of
kwaad?
Vooraf
aan
elke
bedenken
en
oordelen.
Deugd
wordt
dan
meer
‘één
zijn
met
die
kracht’
in
overgave
en
acceptatie,
in
vrede.
Om
de
beperktheid
van
het
oordelen
op
het
spoor
te
komen
zou
een
vraag
kunnen
zijn:
‘De
kracht
die
alles
beweegt
in
het
onmetelijke
universum
en
in
het
kleinste
wat
we
als
mensen
vonden,
en
in mij… die kracht: deugt die wel?’
Het
derde
karakter
is
WU-HUA
(transformatie
der
dingen).
Alles
verandert
almaar
door…
er
is
niets
in
de
kosmos,
in
mijzelf
,
in
wat
mij
ook
omgeeft…
dat
ik
stil
kan
leggen
of
kan
vasthouden.
Gedachten
komen
zomaar
in
mij
op
zonder
dat
ik
ze
vooraf
kan
bepalen.
De
natuur
om
mij
heen
zit
vol
beweging
en
verandering
die
ik
niet
maak
of
veroorzaak…
Alles,
ja
alles,
verandert
onophoudelijk,
in
mij
en
om
mij
heen.
Een
vraag
zou kunnen zijn: ‘Zet de wereld eens stil! Hoe doe je dat?’
Het
vierde
karakter
is
ZI-RAN
(vanuit-zichzelf-zó,
spontaan).
Onlangs
las
ik
dat
wetenschappers
het
onderling
nog
niet
eens
zijn
over
het
aantal
cellen
waaruit
het
menselijk
lichaam
bestaat.
Hun
schattingen
lopen
uiteen
tussen
vijftig
en
honderd
miljard.
Een
neuroloog
meent
dat
onze
hersenen
bestaan
uit
zes
miljard
cellen.
Het
aantal
bacteriën
in
ons
lichaam
zal
ook
ergens
rond
de
vijftig
tot
honderd
miljard
draaien…
Élke
cel
en
élke
bacterie
werkt…
lééft…
en
doet
mee
aan
het
ondoorgrondelijk
‘gebeuren’
dat
wij
‘mens’
noemen,
of
(mijn)
‘ik’.
Die
bacteriën
en
cellen
waaruit
ik
besta
stuur
ik
niet
aan…
ze
‘doen’
uit-zichzelf-precies-zó.
Lichaam
en
geest
zijn
één
complex
gebeuren.
Oorzaak
en
gevolg
zullen
er
eindeloos
zijn...
maar
geen
mens
kan
ze
achterhalen.
Een
vraag
in
ZEN
is:
‘Wie/wat
loopt
daar?’
Maar
je
kunt
die
vraag
rustig
uitbreiden: ‘Als jij zingt, wat zingt daar – als jij danst, wat danst daar?’ Een bekende variant
is ook: ‘Wie ziet er?’
Het
vijfde
karakter
is
WU-WEI
(niet-doen).
Ja,
ben
ik
wel
wat
ik
ben
op
eigen
initiatief?
Wanneer
heb
ik
besloten
te
leven…?
Waar
en
wanneer
precies
begon
mijn
leven?
Besluit
een
kind
dat
voluit
lééft
en
spéélt
zelf
wat
het
doet,
of
is
het
meer
zo
dat
hèt
leven
zich
in
het
kind
afspeelt?
Hèt
leven,
dat
noemt
ZEN
simpelweg
HÈT
of
het
ÉNE.
Of
de
DAO
die
doet
in
alles
en
zich
bemoeit
met
niets.
Die
vooraf
aan
mijn
oordeel
en
vooraf
aan
wat
ik
mijn
initiatief
noem
dóende
is.
Vanuit
het
neutrale,
vanuit
het
door-mij-niet-gekende.
Vanuit
het
NIETS
of
vanuit
de
LEEGTE
waaraan
ik
met
mijn
kennis
geen
inhoud
geven
kan.
Niet-doen
is
iets
heel
anders
als
niets-doen.
Alles
gebeurt
al…
Ik
adem,
ik
denk,
ik
loop, ik zie en voel… Een vraag kan zijn: ‘Doe eens niets!’
Het
zesde
karakter
is
YOU
(zwerven,
spelen,
spel).
Wordt
als
kinderen
–
dat
is
een
wijze
raad
die
in
de
religies
wordt
gegeven
aan
volwassen
mensen
die
vol
zitten
met
vragen,
met
de
drang
om
te
(be)grijpen
en
te
(be)houden,
te
(be)heersen.
Vooral
zichzelf.
En
vaak
ook
allerlei
dingen
om
zich
heen
die
zomaar-uit-zichzelf
veranderen…
Niet
(door
mij)
te
beheersen.
Die
vluchtig
zijn.
Overgaan
van
verschijningsvorm
in
voortdurend
vloeiend
nieuw
verschijnen
als
de
veranderlijke
(lege)
vorm
die
ze
in
het
vervloeiende
ogenblik
zijn.
Als
mens
kan
ik
tot
het
inzicht
komen
dat
alles
‘los’
is,
vluchtig
en
veranderlijk.
Geen
ander
dier
als
de
mens
kan
tot
dit
bevrijdende
inzicht
komen.
Geen
ander
dier
kan
schouwend
zien
hoe
het
leven
zich
afspeelt
in
al
wat
is.
En
zich
voorbij
de
(grote)
twijfel
toevertrouwen
aan
dit
ÉNE
dat
spelend
doet
in
alles
en
zich
bemoeit
met
niets.
Een
vraag
zou kunnen zijn: ‘Wat wil je worden?’ Laat het eens zien of horen wat je worden wilt.
Het
zevende
karakter
is
ZUO-WANG
(zitten
en
vergeten).
Alles
is
van
ogenblik
tot
ogenblik
nieuw.
Er
is
géén
herhaling.
Het
verleden
is
een
re-constructie.
De
toekomst
ís
er
nog
niet!
Om
niet
door
‘mijn’
gedachten
en
niet
door
‘mijn’
doen
te
worden
meegesleurd
en
om
niet
in
de
illusie
te
blijven
steken
dat
‘ik
zelf’
mijn
bestaan
beheers,
is
er
in
alle
religies
wel
de
oefening
van
het
zitten-in-stilte
te
vinden.
De
oefening
alles
te
laten
gebeuren,
de
oefening
mijzelf
te
láten
gebeuren.
Het
WU-WEI
dat
er
van
ogenblik
tot
ogenblik
in
alles
en
in
iedereen
is
tot
mij
toe
te
laten.
Alle
beweging
die
ik
onophoudelijk
ben
zo
puur
mogelijk
zien
en
ontvangen
in
het
NIETS,
in
een
groot
niet-
(be)grijpen,
in
het
machtig
mooie
en
bevrijdende
niet-weten
van
ZEN.
Dit
meest-
oorspronkelijke
ontvangen
van
wat
ik
ben
werkt
vernieuwend.
Uit
zitten-en-vergeten-in-
het-NIETS
nieuw
opstaan
opdat
ik
het
steeds
nieuwe
dat
zich
almaar
voordoet
als
mijn
bestaan
ook
in
het
dagelijkse
leven
helder
ga
zien.
Opdat
ik
tot
inzicht
kom.
Voortgaande
in
dank
en
verwondering,
als
in
een
dans,
dát
ik
er
zomaar
precies
zó
ben…
Een
vraag
zou kunnen zijn: ‘DÍT is HÈT. Is er iets anders?’
Kees van den Muijsenberg